Auteurmeneer.depuydt

Grootte POST variabele in PHP

G

Ondertussen is PHP versie 5.3.9 al eventjes op de markt en meer en meer servers beginnen deze versie te gebruiken. Wie dan niet aandachtig de changelog naleest kan plots problemen krijgen met het posten van grote forms.  Plots is de form “te groot”.

In een spontane reflex gaan we kijken naar de “post_max_size” parameter in php.ini maar die blijkt ruim voldoende te zijn.  Sinds PHP 5.3.9 werd een nieuwe parameter toegevoegd nl. “max_input_vars” die het maximaal aantal input variabelen standaard beperkt tot 1000. Wil je meer dan 1000 values posten (toch even nadenken over je performance !!) dan moet je deze parameter in PHP.INI of via INI_SET aanpassen.

Gebruik je de Suhosin patch op je servers dan moet je ook de parameters “suhosin.post.max_vars” en “suhosin.request.max_vars” aanpassen.

Lazy evaluation in PHP, ASP.NET, …

L

Wanneer ik gevraagd word als consultant op vlak van performance tuning van maatsoftware is er één zaak die bijna elke keer terugkomt. Heel wat programmeurs maken onvoldoende gebruik van Lazy evaluation. Quasi elke programmeertaal voorziet standaard in lazy evaluation. Eenvoudig gezegd komt het hierop hier dat een programmeertaal stopt met vergelijkingen evalueren op het ogenblik dat het toch geen zin meer heeft. Een voorbeeldje.

Je schrijft een functie die een getal als input krijgt en als dat getal ofwel deelbaar is door 4 ofwel een priemgetal dan returned de functie true anders false.

if (($input % 4 == 0) || (ispriemgetal($input)))
{
    return true;
}
else
{
    return false;
}

Als onze invoer variabele gelijk is aan pakweg 12 dan zal het tweede gedeelte van de if constructie niet meer uitgevoerd worden omdat het toch geen zin heeft, wat het resultaat ook is van “ispriemgetal($input)” het eindresulaat is toch true.  Het is dus belangrijk om de minst cpu intensieve vergelijking eerst te plaatsen zodat de meer cpu intensieve vergelijkingen niet uitgevoerd worden als dat niet echt nodig is. Ons voorbeeld is dus correct vanuit een performance tuning standpunt omdat we ervan mogen uitgaan dat controleren of een getal deelbaar is door 4 minder kracht vergt dan controleren of een getal een priemgetal is.  Dit zou minder goed zijn :

if ((ispriemgetal($input)) || ($input % 4 == 0))

In dit concreet geval zou het trouwens echt zinloos zijn omdat een priemgetal per definitie niet deelbaar is door 4 of een getal deelbaar door 4 per definitie geen priemgetal kan zijn.

Logfiles roteren met Powershell

L

In een typische shared hosting omgeving krijg je binnen de map van de gebruiker een locatie waar log bestanden worden weggeschreven.   Als hoster heb je dan een groot aantal (liefst Knipogende emoticon) mappen met in elk van die mappen een map “logs” waarin al snel (alles samen) duizenden log files staan.  Het volgende Powershell script overloopt alle mappen (zeg maar alle klanten) en neemt alle log bestanden die minstens 7 dagen oud zijn, steekt die in een zip bestandje met als naam JAAR-WEEKINJAAR.ZIP en verwijdert die file vervolgens.   Het script is makkelijk aanpasbaar om dit bvb. maandelijks te doen ipv wekelijks.

$TargetFolder = "c:Sites"
$Now = Get-Date
$ArchiveFrom = $Now.AddDays(-7)

$mappen = get-childitem -Path $TargetFolder
          | Where {$_.psIsContainer -eq $true}
foreach ($map in $mappen)
{
  $mapuse = "$TargetFolder$maplog"
  if (Test-Path ($mapuse))
  {
    $logbestanden = dir -Recurse $mapuse | Where {($_.LastWriteTime -le "$ArchiveFrom")
            -and ($_.extension -eq ".log")}
    $bestandsnaam = get-date -uFormat %Y-%V
    $zipfile = "$mapuse$bestandsnaam.zip"
    echo $zipfile
    set-content "$zipfile" ("PK" + [char]5 + [char]6 + ("$([char]0)" * 18))

    (dir $zipfile).IsReadOnly = $false
    $shellApplication = new-object -com shell.application
    $zipPackage = $shellApplication.NameSpace($zipfile)
    foreach ($logfile in $logbestanden)
    {
            $zipPackage.CopyHere($logfile.FullName)
            Start-sleep -milliseconds 1000
            Remove-Item $file | out-null

    }
  }
}

Bij vragen of opmerkingen, hoor ik graag van u !

Foto’s sorteren met PowerShell op basis van EXIF informatie

F

Misschien heb je het zelf ook ooit eens voorgehad en dan weet je hoe onprettig het is: Je hebt duizenden foto’s van jaren ver netjes onderverdeeld in mapjes en submapjes en om een of andere reden krijg je ze allemaal netjes onder elkaar met een nietszeggende naam in één map. Met het powershell scriptje hieronder kan je alvast die vele duizenden bestanden terug in mapjes plaatsen op basis van het tijdstip waarop ze genomen werden.  Tenminste voor zover de bestanden EXIF informatie bevatten (elk deftig toestel van de laatste 5 jaar plaatst dit in elk foto die gemaakt wordt).

Om dit scriptje te kunnen uitvoeren heb je wel de image module nodig die je als onderdeel van het PowerShellPack vindt. Downloaden kan hier : http://archive.msdn.microsoft.com/PowerShellPack  Controleren of je de module hebt kan met dit commando (psimagetools)

Get-Module -ListAvailable
De module inladen (kan eventueel als eerste lijntje in het script toegevoegd worden) kan met het commando
Import-Module PSImageTools
En dan is dit het scriptje die de bestanden maand per maand in mapjes plaatst
$bestanden = get-childitem "d:testps" |
                          where {$_.extension -eq ".jpg"}
foreach ($bestand in $bestanden)
{
  $datum = ((Get-Image $bestand | Get-ImageProperty).dt);
  $maand = $datum.month
  $jaar = $datum.year;

  if (!(Test-Path "d:testps$jaar-$maand"))
  {
     md $jaar-$maand;
  }
  Move-Item $bestand "d:testps$jaar-$maand";
}


PHP, JSON en Javascript

P

Wie vandaag de dag niet minstens een handvol van die hippe Ajax gif’s heeft staan draaien op zijn website is niet meer mee met deze tijd. En toch krijg ik dagdagelijks de vraag hoe dit correct te implementeren. Easy … toch ?

<img src="ajax.gif" alt="How cool is this" /> <!-- Yup, developpers humor -->

Zelfs als je er nog wat asynchrone communicatie bij wil blijft het eenvoudig. Ongeacht of je nu PHP, ASP … gebruikt als server scripting taal en of je nu jquery, prototype, … gebruikt als client side scripting taal. Bij voorkeur gebruik je JSON als formaat om gegevens te transporteren.

JSON is even eenvoudig als krachtig.  Je hebt altijd paren van “identifiers” en “values” die van elkaar gescheiden worden door middel van een : (dubbel punt). Verder worden objecten omsloten door { }, array’s worden omsloten door  [ ], Strings worden omsloten door dubbele quotes.   En op eenvolgende paren van identifier+value worden van elkaar gescheiden door een komma. Dit is even kort door de bocht maar is toch wel 95% volledig.

Omdat voorbeelden vaak veel meer zeggen dan al te veel bla bla, dit stukje PHP code waarin ik op een geheel onorthodoxe wijze een aantal objecten aanmaak.

   1:    class Person
   2:    {
   3:        public $name;
   4:        public $givenname;
   5:        public $age;
   6:        public $adult;
   7:    }
   8:  
   9:    class Family
  10:    {
  11:      public $father;
  12:      public $mother;
  13:      public $kids;
  14:    }
  15:  
  16:    $a = new Family();
  17:  
  18:    $a->father = new Person();
  19:    $a->mother = new Person();
  20:    $a->kids = array();
  21:  
  22:    $a->father->name = "Depuydt";
  23:    $a->father->givenname = "Dieter";
  24:    $a->father->age = 27; // I Wish
  25:    $a->father->adult = true;
  26:  
  27:    $a->mother->name = "My";
  28:    $a->mother->givenname = "Wife";
  29:    $a->mother->age = 27;
  30:    $a->mother->adult = true;
  31:  
  32:    $b = new Person();
  33:    $b->name = "Depuydt";
  34:    $b->givenname = "Daughter";
  35:    $b->age = 4;
  36:    $b->adult = false;
  37:  
  38:    $c = new Person();
  39:    $c->name = "Depuydt";
  40:    $c->givenname = "Son";
  41:    $c->age = 2;
  42:    $c->adult = false;
  43:  
  44:    array_push($a->kids, $b);
  45:    array_push($a->kids, $c);

Dit resulteert dus in een family object “a”, dat 4 person objecten bevat, 2 los in het object (father en mother) en 2 in een array (kids).  We hebben zowel tekst, getallen als booleans.  Dit omzetten in JSON geeft ons

   1:  {
   2:    "father":
   3:        {"name":"Depuydt","givenname":"Dieter","age":27,"adult":true},
   4:  
   5:    "mother":
   6:        {"name":"My","givenname":"Wife","age":27,"adult":true},
   7:  
   8:    "kids":
   9:     [
  10:        {"name":"Depuydt","givenname":"Daughter","age":4,"adult":false},
  11:        {"name":"Depuydt","givenname":"Son","age":2,"adult":false}
  12:     ]
  13:  }

De omzetting van PHP object naar JSON string kan je volledig zelf programmeren maar in PHP is dat niet nodig, er bestaat een kant en klare functie die het werk voor ons doet :

   1:  json_encode($a);

Nu rest ons enkel nog het object in JSON formaat op te vragen, de tijd dat het duurt om de informatie te ontvangen ons uber hip ajax symbooltje te tonen en uiteindelijk eens de (json) informatie ontvangen er iets mee aan te vangen.  Dit kan met elke vorm van client side scripting, hier gebruiken we de prototype library.

In onderstaand voorbeeldje gaan we ervan uit dat de HTML pagina waarin we werken een DIV met ID “json” heeft.   We vragen onze PHP pagina op waarin onze object structuur zit alsook het commando om het object om te zetten in json. Het resultaat daarvan wordt gewoon ge-echo’d.

   1:  <script type="text/javascript">
   2:  var url = 'index.php';
   3:  
   4:  new Ajax.Request(url, {
   5:      method: 'get',
   6:      onLoading : function() {
   7:          $('json').innerHTML = "<img src='ajax.gif' alt='How cool is this' />";
   8:      },
   9:      onSuccess: function(originalRequest) {
  10:          var invoer = originalRequest.responseText.evalJSON();
  11:          $('json').innerHTML = invoer.kids[1].givenname;
  12:      }
  13:  });
  14:  </script>

Op lijn 6 zie je dat we bij het begin van de aanvraag alvast ons ajax.gif symbooltje aan de gebruikers presenteren.

Op lijn 9 ontvangen we als alles goed gaat de JSON string, die we verwerken met evalJSON() en het resultaat daarvan opnieuw kunnen gaan gebruiken als objecten/arrays. zoals je kan zien op lijn 11.

IIS 7 scripting met PowerShell

I

Het configureren van een website in IIS 7 en alles daarrond kan flink wat van je tijd opslopren als je dat telkens volgens een uniforme wijze wil gedaan hebben. Gelukkig kunnen we een aardig stukje scripten. Anno 2011 gaat dat bijzonder eenvoudig met behulp van Powershell en de nodige snap-in’s.

Zie hier een scriptje dat op een voor de eindgebruiker eenvoudige wijze een propere website configureert.  Er wordt een website aangemaakt, in een eigen app pool ondergebracht, er wordt een map voorzien om de IIS logs in te plaatsen (LOGS), een map waarin de website kan schrijven (DATA), plaats voor een eventuele Access DB …


# Enkele Variabelen

$basis = "c:webserver"
$defaultpass = "*********"
$ftpsite = "FTP General"

# Inladen van de belangrijkste module van dit script WebAdministration
 Import-Module WebAdministration

# Domeinnaam opvragen en indien nodig converteren naar upper case
 do
 {
    $domain = Read-Host "Domein ? (geen http:// of www) "
 } while (Test-Path("$basis$domain"))
 $domain = $domain.ToUpper()

# Filesysteem klaarmaken voor onze nieuwe website
 md "$basis$domain"
 md "$basis$domainWWW"
 md "$basis$domainLOGS"
 md "$basis$domainDATA"
 md "$basis$domainDB"

# Application pool aanmaken en de .NET versie instellen op 4
 New-WebAppPool -Name $domain
 $AppPool = Get-Item "IIS:AppPools$domain"
 $AppPool.managedRuntimeVersion = "v4.0"
 $AppPool.Enable32BitAppOnWin64 = "true"
 $AppPool | Set-Item

# Website aanmaken met 2 hostheaders (domain + www.domain), 
juiste app pool gebruiken, logs juist plaatsen
 New-WebSite -Name $domain -Port 80 -HostHeader $domain
    -PhysicalPath "$basis$domainwww"
 Set-ItemProperty "IIS:Sites$domain" ApplicationPool $Domain
 New-ItemProperty "IIS:Sites$domain" -name bindings
    -value (@{protocol="http";bindingInformation="*:80:WWW.$domain"})
 Set-ItemProperty "IIS:Sites$domain" -name logFile.directory
    -value "$basis$domainlogs"

# Gebruiker aanmaken met default password
$objOu = [ADSI]"WinNT://localhost"
$objUser = $objOU.Create("User", $domain)
$objUser.setpassword($defaultpass)
$objUser.SetInfo()

# Modify rechten voor de Gebruiker op de root van de hosting
$acl = Get-Acl "$basis$domain"
$permission = "$domain","Modify","ContainerInherit, 
    ObjectInherit", "None", "Allow"
$accessRule = New-Object System.Security.AccessControl.
    FileSystemAccessRule $permission
$acl.SetAccessRule($accessRule)
$acl | Set-Acl "$basis$domain"

# Lees en uitvoer rechten voor de App Pool gebruiker op de 
# root van de hosting
$acl = Get-Acl "$basis$domain"
$permission = "IIS AppPool$domain","ReadAndExecute","ContainerInherit, 
    ObjectInherit", "None", "Allow"
$accessRule = New-Object System.Security.AccessControl.
    FileSystemAccessRule $permission
$acl.SetAccessRule($accessRule)
$acl | Set-Acl "$basis$domain"

# Modify rechten voor de App Pool gebruiker op de DB en DATA map
$acl = Get-Acl "$basis$domainDATA"
$permission = "IIS AppPool$domain","Modify","ContainerInherit, 
    ObjectInherit", "None", "Allow"
$accessRule = New-Object System.Security.AccessControl.
    FileSystemAccessRule $permission
$acl.SetAccessRule($accessRule)
$acl | Set-Acl "$basis$domainDATA"

# Modify rechten voor de App Pool gebruiker op de DB en DATA map
$acl = Get-Acl "$basis$domainDB"
$permission = "IIS AppPool$domain","Modify","ContainerInherit, 
    ObjectInherit", "None", "Allow"
$accessRule = New-Object System.Security.AccessControl.
    FileSystemAccessRule $permission
$acl.SetAccessRule($accessRule)
$acl | Set-Acl "$basis$domainDB"

# FTP Virtuale map aanmaken (virtuel map naam = gebruikersnaam = 
#    direct binnenkomen in deze map)
New-WebVirtualDirectory -Site "$ftpsite" -Name "$domain"
    -PhysicalPath "$basis$domain"

# Op niveau van de FTP site (niet op de virtuele map) geven we de user
# toestemming op de FTP site te lezen/schrijven (NTFS rechten beperken de rest)
Add-WebConfiguration -Filter /System.FtpServer/Security/Authorization
    -Value (@{AccessType="Allow"; Users="$domain";
        Permissions="Read, Write"})
    -PSPath IIS: -Location "$ftpsite"


Bij vragen of problemen met dit script hoor ik graag van u.

Powershell scripts digitaal ondertekenen

P

Out-of-the-box is uitvoeren van PowerShell scriptjes niet toestaan uit veiligheidsoverweging. Tijdens “de speeltijd” is dit makkelijk aan te passen met het PowerShell commando “Set-ExecutionPolicy”. Er zijn 4 verschillende execution policy’s nl.”Restricted” (default), “AllSigned”, “RemoteSigned” en “Unrestricted”.

In de standaard policy is scripts uitvoeren dus totaal onmogelijk. Wanneer de policy gewijzigd wordt naar “Unrestricted” dan kunnen alle scripts probleemloos uitgevoerd worden. Wordt de policy ingesteld op “AllSigned” kunnen alleen digitaal ondertekende scripts uitgevoerd worden en tenslotte als er geopteerd wordt voor “RemoteSigned” dan kunnen scripts op de lokale harde schijf sowieso uitgevoerd worden terwijl scripts vanop webpagina’s, e-mail etc … enkel uitgevoerd worden als ze digitaal ondertekend zijn.

Om na te gaan in welke modus je computer nu staat maak je gebruik van het commando “Get-ExecutionPolicy”

 1: PS C:UsersDDITDocuments> Get-ExecutionPolicy
 2: Restricted

 

En om in een test fase hier geen “last” meer van te hebben bedien je je van het commando

 1: Set-ExecutionPolicy -ExecutionPolicy Unrestricted

Voor het uitvoeren van het commando “Set-ExecutionPolicy” zijn wel administrator rechten nodig ! Maar zoals gezegd is deze oplossing sowieso enkel geschikt binnen development en testing doeleinden en niet echt op productie machines. We gaan onze scripts digitaal ondertekenen. We kunnen dat doen met aangekocht certificaten bij GlobalSign of Thawte maar we kunnen ook onze eigen certificaten uitschrijven. Die zijn technisch gezien perfect evenwaardig met de commerciële alternatieven …

We beginnen met ons “Root” certificaat te maken, we promoveren ons als het ware tot een soort GlobalSign. Op servers waar onze scripts moeten uitgevoerd worden zal dit root certificaat moeten toegevoegd worden aan de vertrouwde basis certificaten.

Certificaten maken kan met het gratis programmaatje “makecert.exe” dat oa. in de Windows SDK te vinden is. Als developper of sysadmin heb je die wellicht sowieso op je computer staan anders => http://msdn.microsoft.com/en-us/windowsserver/bb980924.aspxHet root certificaat dat je aanmaakt zal je kunnen beveiligen met een wachtwoord.

makecert
-n "CN=DDIT Root Cert"  <= naam van het root cert
-a sha1  <= hashing algoritme (kon md5 geweest zijn ook)
-eku 1.3.6.1.5.5.7.3.3  <= doel van het certificaat
-r  <= self signed
-sv root.pvk root.cer  <= bestandsnaam voor het certificaat + private key
-ss Root  <= de cert store waarin het cert geplaatst wordt
-sr localMachine <= de cert store location (default is Current User en we willen het cert toch voor iedereen op onze computer :)).

 

Nu gaan we op basis van ons net gemaakt root certificaat een certificaat maken om onze code mee te ondertekenen. Dit certificaat is wat je zou krijgen van GlobalSign / Thawte.

makecert
-pe  <= zorgt ervoor dat het certificaat geëxporteerd kan worden
-n "CN=PowerShell Dieter"  <= Naam van het certificaat
-ss MY  <=
-a sha1  <= Hashing algoritme
-eku 1.3.6.1.5.5.7.3.3  <= doel van het certificaat (code signing)
-iv root.pvk  <= Private key file van het root certificaat
-ic root.cer <= Root certificaat

 

Voor het aanmaken van het certificaat heb je het paswoord nodig van het root certificaat. Tijd om even te controleren in de GUI jQuery1520729151956219397_1312664369995 Start een MMC module en voeg de “Certificaten” module toe. ( mmc => Bestand, Module toevoegen of verwijderen => Certificaten => Mijn Gebruikersaccount). We vinden ons root certificaat

3

en ons zelf uitgeschreven certificaat

2

Set-AuthenticodeSignature
.GetRunningProcess.ps1  <= te ondertekenen file
@(Get-ChildItem cert:CurrentUserMy -codesigning)[0] <= handtekening

 

Na het uitvoeren van bovenstaand commando is de script file uitgebreid met je digitale handtekening. Mission Accomplished !!

1

Als je er nu voor zorgt dat de executionpolicy op AllSigned staat kan je het script uitvoeren … maar … je krijgt een melding dat het script getekend is door een onbekend iemand … Het volstaat om één keer “A” te antwoorden. Je code certificaat wordt dan ook toegevoegd aan de “Trusted Publishers”

4

Dit alles werkt nu op die ene computer waarop we de hele tijd gewerkt hebben. Als we ons script gaan uitvoeren op een andere computer waar de executionpolicy ingesteld staat op AllSigned zal ons script niet uitgevoerd worden omdat de uitgever van het certificaat niet gekend is (dat is ook logisch het root cert in kwestie bestaat nog maar net :)). Om dat probleem op te lossen moet je je zelf gemaakt root certificaat exporteren en importeren op de doel computer. Dit zijn zaken die je NIET hoeft te doen als je een certificaat koopt. De root certificaten van oa. GlobalSign, Thawte, VeriSign zitten standaard in de verschillende Windows omgevingen …

  1. MMC Module openen
  2. Module toevoegen/Verwijderen
  3. Certificaten
  4. Vertrouwde basiscertificeringsinstanties => Certificaten
  5. Rechtermuisklik op dit root certificaat => Alle Taken => Exporteren
  6. 2 x VOLGENDE => bestandslocatie + naam kiezen
  7. VOLTOOIEN
  1. Herhaal de stappen 1 – 4 maar nu op de doelcomputer
  2. Rechtermuisklik => Alle Taken => IMPORTEREN
  3. Kies het CER bestand
  4. Zorg ervoor dat het bestand geïmporteerd wordt in de “Vertrouwde basiscertificeringsinstanties”.

Windows XP Prefetcher

W

De prefetcher is een functie in Windows XP die poogt de computer performanter te maken door enerzijds het boot proces te monitoren en anderzijds het opstarten van applicaties in het oog te houden. Het kijkt daarbij vooral welke bestanden nodig zijn bij opstarten van Windows en veel gebruikte applicaties. De prefetcher gaat afhankelijk van die bevindingen de volgende keer dat het systeem opstart (of dat er een applicatie opstart) zoveel mogelijk bestanden op voorhand reeds in het geheugen plaatsen.
Standaard staat de prefetcher aan en die mag in 99% van de gevallen ook gewoon aanblijven, alleen in situaties waar RAM geheugen een issue wordt kan je overwegen om de prefetcher bij te sturen.

In Windows XP bestaat daar geen GUI voor, je moet zelf een sleutel wijzigen in het register. Open het register met je favoriete editor (regedit?) en ga naar de volgende sleutel

HKEY_LOCAL_MACHINESYSTEMCurrentControlSetControlSession ManagerMemory ManagementPrefetchParameters  EnablePrefetcher
Standaard staat deze op “3” wat erop wijst dat zowel applicaties als het bootproces mogen “geprefetched” worden. Je kan deze sleutel wijzigen in “0” => niets prefetchen, “1” enkel applicaties prefetchen en tenslotte “2” om enkel het boot proces te prefetchen.

De prefetcher bewaart zijn bevindingen in de map “c:windowsprefetch”, daarin vind je niet de programma’s die in het geheugen geladen zullen worden maar een soort logboek per applicatie/bootproces die door de prefetcher ingelezen wordt bij het opstarten of inladen van een applicatie. Sommige mensen wissen af en toe de inhoud van die map maar dat heeft weinig zin. In een record tempo zal de logboeken terug opstappelen in de map … daarnaast zal de prefetcher sowieso af en toe grote schoonmaak houden in haar eigen bestanden.

Conclusie : het leegmaken van de prefetcher map en het bijsturen van de werking van de prefetcher is enkel zinvol in zeer specifieke situaties zoals vb. debugging/troubleshooting

FSRM API in C# gebruiken

F

In sommige situaties is het interessanter om quota’s te plaatsen op mappen ipv die te koppelen aan personeen. Het klassieke quota systeem ingebouwd in Windows 2003 is hiervoor niet geschikt. In Windows 2003 SP2 en Windows 2008 komt daarvoor echter een oplossing nl. de File System Resource Manager of kortweg FSRM waarin quota’s op mappen kunnen geplaatst worden.

Hoewel er geen .NET Wrapper is voor de FSRM API kan deze toch heel makkelijk gebruikt worden in C#.  Het volstaat de de juiste DLL (c:windowssystem32srm.dll) te referencen omd aan de slag te kunnen.

Enkele code voorbeelden.  Quota plaatsen op een map waar nog geen quota op staat kan als volgt.

 1: public static bool AddDiskQuota(string Folder, double quota)
 2: {
 3:     FsrmQuotaManager quotao = new FsrmQuotaManager();
 4:     IFsrmQuota quotadef = quotao.CreateQuota(Folder);
 5:     quotadef.QuotaLimit = quota * (1024 * 1024);
 6:     quotadef.Commit();
 7:     return true;
 8: }

Nagaan hoeveel quota op een bepaalde map werd toegekend kan met volgende code

 1: public static double GetDiskQuota(string Folder)
 2: {
 3:         FsrmQuotaManager quota = new FsrmQuotaManager();
 4:         if (quota.GetQuota(Folder) != null)
 5:             return (Convert.ToDouble(quota.GetQuota(Folder).QuotaLimit));
 6:         else
 7:             return -1;
 8: }

Ook handig is de mogelijkheid om na te gaan hoeveel schijfruimte er al gebruikt wordt binnen de map

 1: public static double GetUsedQuota(string folder)
 2: {
 3:         FsrmQuotaManager quota = new FsrmQuotaManager();
 4:         if (quota.GetQuota(folder) != null)
 5:             return (Convert.ToDouble(quota.GetQuota(folder).QuotaUsed));
 6:         else
 7:             return -1;
 8: }

Er kan max. één quota entrie op een map geplaatst worden, daarom is het goed vb. de GetUsedQuota functie te gebruiken om na te gaan of er al een Quota entry op de map staat.   Als dat het geval is kan je de entry aanpassen ipv een nieuwe aan te maken.

 1: public static bool ChangeDiskQuota(string Folder, double quota)
 2: {
 3:         if (GetDiskQuota(Folder) != Convert.ToDouble(-1))
 4:         {
 5:             FsrmQuotaManager quotao = new FsrmQuotaManager();
 6:             IFsrmQuota test = quotao.GetQuota(Folder);
 7:             test.QuotaLimit = quota * (1024 * 1024);
 8:             test.Commit();
 9:             return true;
 10:         }
 11:         else
 12:             return false;
 13: }

Happy coding ! En je weet het … als er vragen of opmerkingen zijn, dan hoor ik graag van u!

NTFS rechten instellen op remote server (in C#)

N

Quasi alle taken kunnen gescript worden maar moeilijker wordt het als je zaken wil uitvoeren op een server waarop je code niet draait, maar moeilijk gaat ook.

Voor veel zaken heb je de “System.Management” en “System.Management.Instrumentation” objecten nodig.  Vergeet zeker niet om die dus te referencen.  Het zijn standaard .NET objecten die je zoiezo op elk toestel hebt.

 1: public void CreateFolder(String foldername)
 2: {
 3:         String path = "\" + FileServer + "" + FileDrive + "$" + FileRoot + "" + foldername;
 4:         System.IO.Directory.CreateDirectory(path);
 5: }

FileServer, FileDrive, … zijn properties van de class waaruit ik deze functie heb gepulkt en die vb. kunnen gevuld worden door de constructor.  We gebruiken in deze en andere stukjes voorbeeld code vaak UNC paden waarbij we altijd via de administratieve share gaan (driveletter$) omdat dat zowat de enige share is waarvan je zeker bent. Andere shares kunnen verdwijnen en daarmee ook de goede werking van je code.

Een mapje delen doen we aan de hand van WMI classes (binnen C#)

 1: public void CreateShare(string Sharenaam, string Sharepad)
 2: {
 3:         ManagementScope MgScope = new ManagementScope("\" + FileServer +"rootcimv2");
 4:         ManagementPath MgPathShare = new ManagementPath("Win32_Share");
 5:         ManagementClass classObj = new ManagementClass(MgScope, MgPathShare, null);
 6:         ManagementBaseObject inParams = classObj.GetMethodParameters("Create");
 7:         inParams["Name"] = Sharenaam;
 8:         inParams["Path"] = Sharepad;
 9:         inParams["Type"] = 0; // Type = 0 => Het gaat om een DISK resource
 10:
 11:         ManagementBaseObject outParams = classObj.InvokeMethod("Create", inParams, null);
 12:         uint ret = (uint)(outParams.Properties["ReturnValue"].Value);
 13: }

In regel 3 geven we aan dat we WMI classes gaan aanspreken op onze FileServer, op regel 4 zien we dat het om de Win32_Share class gaat. In regel 5 wordt op basis van die twee zaken een object aangemaakt. De laatste parameter (null) wijst erop dat we geen specifieke connection paramters willen meegeven.  Om de Create functie te gebruiken moeten we een array van parameters meegeven met daarin de ShareNaam, het SharePath en het ShareType (0 = Disk).
En tenslotten NTFS rechten instellen kan op deze manier

 1: public void SetNTFS(string folder, byte[] SID)
 2: {
 3:     string path = @"" + FileServer + "" + FileDrive + "$" + FileRoot + "" + folder;
 4:
 5:     DirectoryInfo info = new DirectoryInfo(path);
 6:     DirectorySecurity security = info.GetAccessControl(AccessControlSections.All);
 7:     security.SetAccessRuleProtection(false, false);
 8:     InheritanceFlags flags = InheritanceFlags.ContainerInherit | InheritanceFlags.ObjectInherit;
 9:     SecurityIdentifier sid = new SecurityIdentifier(SID, 0);
 10:     security.AddAccessRule(new FileSystemAccessRule(sid, FileSystemRights.Modify, flags, PropagationFlags.None, AccessControlType.Allow));
 11:     info.SetAccessControl(security);
 12: }

Ook deze code is vrij recht door zee … We spreken de map waarvan we de NTFS settings willen wijzigen aan via het UNC pad.   We zouden hier kunnen opmerken dat we mogelijks een korter UNC pad kunnen gebruiken door rechtstreeks de ShareNaam van de map te gebruiken ipv via de Administratieve Share te gaan. MAAR god mag weten waarom maar bij het direct aanspreken van de share worden de “inherited NTFS instellingen” verwijderd.  We nemen dus het omwegje om dit niet voor te hebben.

In lijn 6 vragen we de huidige NTFS settings op, in lijn 10 voegen we er een extra regel aan toe om het geheel opnieuw weg te schrijven in regel 11.  Voor de nieuwe ACL in regel 10 hebben we een SID nodig dat we maken in regel 9. Op basis van het SID van ene gebruiker maken we een SecurityIdentifier. De 0 is de offset in de byte[], tenzij er nog iets anders in de byte[] zou zitten is dit dus altijd 0.  We hebben ook de inheritance flags nodig en die maken we in regel 8 we zeggen hierbij dat zowel mappen als bestanden de NTFS settings mogen overnemen.

Deze code kan makkelijk geïntegreerd worden in een ASP.NET of Winforms.NET project maar hou rekening met de nodige machtigingen.  Mogelijks moet je hier een beroep doen op Identity Impersonation. (ASP.NET Impersonation voor Active Directory bewerkingen)

Laatste berichten